Karel Schoeman is een reus. Hoewel het Afrikaans zijn moedertaal is, is hij de beste ambassadeur geweest voor het Nederlands. Niet alleen in Nederland, dat hij beschouwt als zijn tweede thuis, maar ook in Vlaanderen, waar sappiger Nederlands wordt gesproken. Omdat zijn Stemme-drieluik volledig in het Nederlands is vertaald, zijn het deze drie romans die mij de weg naar Schoeman hebben gewezen. Maar de schrijver grijpt je stevig vast. Je wil meer over hem en zijn fenomenale œuvre te weten komen.
![]()
“Ek kan in Amsterdam kom of Berlyn, ek kan by ’n straat in Wene af stap waar ek nooit eerder was nie, en daar onmiddellik tuis voel op ’n manier waarop ek dit in Suid-Afrika nie buite die mure van my eie huis is nie, en miskien ook nooit werklik wás nie.” (uit: Afskeid van Europa, blz 248) – foto ter beschikking gesteld door Protea Boekhuis. Fotograaf: Philip de Vos.
Op 1 mei zal het twee jaar geleden zijn dat Karel Schoeman overleed door versterving, een term die erg archaïsch aandoet. Tenminste in Nederland en België, de eerste twee landen in de wereld waar bij de start van het nieuwe millennium een wettelijke regeling voor euthanasie werd ingevoerd en bovendien een uitgebreid stelsel van palliatieve zorg bestaat. Ik ben in de war omdat er zoveel termen in het debat over een goede dood kriskras door elkaar worden gebruikt: natuurlijke dood, zelfmoord, zelfdoding, begeleide zelfdoding, euthanasie en nog vele andere. Het is aartsmoeilijk om je een idee te vormen van wat een goede dood voor iemand mag betekenen. Ik vertrouw op Karel Schoeman om mij duidelijk te maken wat die goede dood voor hem betekende en om hem het maatschappelijk debat over het levenseinde verder te laten zetten, zelfs nu hij er niet meer is.
Onmiddellijk na het overlijden van Schoeman heeft LitNet een schat aan informatie aangereikt: het in memoriam (https://www.litnet.co.za/karel-schoeman-1939-2017-n-oorsig-oor-hierdie-lewe/), de bijdrage van Erika Terblanche tot het ATKV/LitNet-Skrywersalbum (https://www.litnet.co.za/karel-schoeman-1939/) en LitNet-reacties, met zeer persoonlijke getuigenissen, van Pieter Duvenage, Ena Jansen, Johann Rossouw, Hennie van Coller, Cas Wepener, ea. Al deze bronnen brengen Schoeman scherp in beeld, hoe moeilijk dat ook is voor een begenadigd, erudiet, ascetisch, maar ook gecompliceerd schrijver als hij.
Om te peilen naar de alomtegenwoordigheid van de dood in zijn werken, heb ik bovendien drie boeken uitgepluisd naar uitspraken over sterven en doodgaan, in het besef dat er nog vele andere boeken zijn die dit thema expliciet of impliciet behandelen. De drie geselecteerde boeken zijn een roman van vijfendertig jaar geleden (1984), de aantekeningen die hij maakt bij zijn afscheid van Europa (2017) en zijn reisboek over zijn laatste bezoeken aan Lesotho (postuum uitgegeven in 2018). Het boek Slot van die dag. Gedagtes (2017) laat ik buiten beschouwing, omdat daarover onlangs een zeer interessante recensie van Hans Ester is verschenen op Voertaal (https://voertaal.nu/karel-schoeman-denkt-hardop-over-het-eindige-leven/) en in Zuid-Afrika Spectrum, februari 2019, blz 32-33.
![]()
Bloemfontein, circa 1900. Hier speelt zich het leven af van Versluis, het hoofdpersonage uit Een ander land. Bron foto: Louis Creswicke, South Africa and the Transvaal War. Vol 1. Edinburgh, TC & EC Jack, 1900. Tussen blz 24-25.
![]()
Cover: Een ander land
Een ander land is uitgekomen in 1984, vijfendertig jaar geleden. Karel Schoeman neemt Versluis bij de hand gedurende diens laatste tocht. Over dit personage zegt Louise Viljoen dat er zeker overeenkomsten bestaan met wat Schoeman veel later over zichzelf schrijft in zijn autobiografie. Het maakt me nog meer nieuwsgierig.
Versluis is een rijzige, magere man van middelbare leeftijd, stevig opgeleid en vermogend, die op het einde van de jaren 70 van de 19e eeuw zijn groot huis in Delft verlaat, zogezegd tijdelijk. Hij wil maar niet inzien dat zijn dood nadert, nadat artsen hem hadden aangeraden om gezonde berglucht op te zoeken in Zwitserland maar hijzelf had ervoor gekozen om te gaan herstellen in Zuid-Afrika.
In het opkomend stadje Bloemfontein, dat zich een reputatie aan het opbouwen was van hersteloord voor mensen met longaandoeningen, neemt hij zijn intrek in een hotel, waar Frau Schröder hem goed verzorgt. Zijn koortsaanvallen, hoestbuien en kortademigheid verminderen. Hij ruilt het hotel in voor een kamer in het ruime huis van mevrouw Van der Vliet, sedert lang weduwe maar nu toch met een plaatsvervangende man oogluikend in huis. Van haar hoge status in de plaatselijke gemeenschap is zij zich altijd bewust.
Versluis doet moeite om contacten aan te knopen met enkele Duitsers en Nederlanders in het dorp, maar dat valt hem erg zwaar. Hij is een Einzelgänger en was dat al als kind. Thuis in Nederland is er niemand achtergebleven aan wie hij nog brieven hoeft te schrijven. Hij houdt niet van drukte om zich heen. De vrolijkheid van de kinderen bij de Hirschen maakt hem ongemakkelijk. Bij het zien van teveel levendigheid breekt woordeloze paniek uit. De intimiteit met haar verloofde die juffrouw Pronk vertoont brengt hem van streek. Hij slaagt er maar niet in om steun te bieden aan zijn landgenoot, de jonge Gelmers, een zieke boerenzoon uit Meppel, met wie zijn familie in Nederland geen blijf wist, tot Versluis in de onwezenlijke situatie terechtkomt dat Gelmers in zijn armen sterft. Versluis hoort niet bij een kerk. Hij is geen christen en hangt geen enkele leer aan.
Hoe goed zijn bedoelingen ook zijn om zich aan te passen in Bloemfontein, toch lukt dat niet. Hij wordt voortdurend heen en weer geslingerd tussen twee werelden, die ooit door Susan Sontag zijn omschreven als “het rijk van de gezonden” en de schaduwkant van dat rijk: “het rijk van de zieken”. Die slingerbeweging is heftig. Aan de ene kant heeft hij het aangename gevoel dat hij zijn lichamelijke zwakheid heeft overwonnen, merkt hij op hoe hij vooruitgaat, is hij weer zichzelf geworden, heeft hij een proef doorstaan, is zijn nieuw leven begonnen. Aan de andere kant is hij moe, uitgeput, wil hij slapen, hijgt hij bij de minste inspanning, breekt hem het koud zweet uit omdat hij bloed spuugt, krimpt zijn wereld steeds meer in, werkt hij zich uit zijn stoel met een bovenmenselijke inspanning, verliest hij het bewustzijn, is hij bezig dood te gaan, weet hij met een verbijsterende zekerheid dat hij nooit naar Nederland zal terugkeren.
Versluis is een nieuwkomer van goede wil in Bloemfontein, maar het geregelde leven dat hij voor zich zo intens had gewenst wordt onbereikbaar. Het vloeit weg uit hem zoals zand in een zandloper.
Karel Schoeman verbindt op onevenaarbare wijze de slingerbeweging die Versluis ondergaat, met schilderachtige nuances in het landschap en het lichtspel. Op die momenten verliest de roman welhaast zijn prozaïsch karakter en wordt hij omgetoverd tot zuivere poëzie. Van het droge geruis van de eucalyptusbladeren in de wind, de zinzoekende monoloog van de jonge predikant August Scheffler op de heuvel in Brandkop, de laatste viooltjes van voor de nachtvorst, gaat de slinger brutaal over naar de andere kant: dit land met zijn afstanden, zijn leegte, zijn hitte, zijn stof, de doodse vlakte onder die hoge zon, het land dat geen genade kent.
Schoeman heeft het niet alleen over het stervensproces van Versluis, van Gelmers, van het zieke Schotse meisje dat moederziel alleen doodgaat in Bloemfontein. Hij graaft nog dieper. Of beter gezegd: hij laat Versluis nog een laag dieper graven, en wel op twee scharniermomenten in de roman.
Eerst is er die onverkwikkelijke gebeurtenis op het bal om de verjaardag van de Duitse keizer te vieren. Tegen zijn zin in gaat hij er naartoe, maar hij is niet opgewassen tegen de drukte en zakt in elkaar terwijl alle gasten daar getuige van zijn. Dokter Kellner helpt hem overeind en stelt “noodhulp” voor: verzachtende middelen die het hoesten wat doen bedaren, een verdovingsmiddel dat waarschijnlijk helpt wanneer de pijn ondraaglijk wordt, een slaapmiddel, maar geen genéésmiddelen. Het is een zwaar verdikt. Versluis beseft dat zijn dood nadert.
Daarna, wanneer het onbekende land vertrouwd is geworden en hij zich niet langer herinnert dat het zijn bedoeling is geweest om terug te keren naar Nederland, haalt hij in de veranda van het huis van Van der Vliet zijn Aeneïs erbij, zijn troost wanneer het hem allemaal teveel wordt. Het laatzomerse zonlicht verwarmt hem en hij leest het vierde boek, het verhaal van Dido’s liefde voor Aeneas en haar zelfmoord na zijn vertrek. “Toen kreeg de almachtige Juno medelijden met het lange verdriet en stuurde hij Iris van de Olympus om de worstelende ziel uit de boei van het lichaam te bevrijden. Terwijl Iris bleef zweven boven Dido’s hoofd, zei ze: deze lok wijd ik op bevel van Pluto, en met haar rechterhand sneed ze de haarlok af. En alle hitte gleed uit Dido’s lichaam en haar leven verdween in de winden.”
Schoeman citeert uit het Romeinse heldendicht om de optie van zelfmoord voor Versluis te verkennen. Hij is 45 wanneer hij dit schrijft.
![]()
Cover: Afskeid van Europa
In Afskeid van Europa maakt Schoeman naar eigen zeggen “aantekeningen” bij de bezoeken die hij in de herfst van 2011 en 2013 brengt aan vijf Europese steden. Het zijn afscheidsbezoeken, die de vorm aannemen van stadswandelingen tegen de achtergrond van opborrelende herinneringen. Excursies van een artistieke dilettant noemt hij ze ook.
Nog nooit eerder heeft hij zo zuiver in het ogenblik geleefd als tijdens deze wandelingen. Hij moet niets vragen, verwacht niets, wacht en neemt waar. Hij staat uitgebreid stil bij wat het is om te flaneren, het toeschouwen zonder haast of enig plan. Veel meer dan bijv. in zijn Stemme-drieluik geeft hij kleur aan de dingen die hij observeert. Zij zijn donkerlila, kobaltblauw, zeeblauw, seladongroen, olijfgroen, okergeel, keizergeel, roomkleurig, honigkleurig, pinksterrood – om maar enkele kleuren op zijn palet te vermelden.
Schoeman kent buiten de muren van zijn eigen huis geen plek waar hij zich zo intens en innig thuis voelt als in Amsterdam, waar hij nog had gewoond als jonge dertiger. Hoezeer hij ook geniet van het cultureel erfgoed van de Europese achttiende eeuw en, niet te vergeten, van kost en drank, toch is hij moe, doodmoe in de haast letterlijke zin van de uitdrukking. Hij spreekt tot ons als een verbitterde oude man, die zich de kleuren van weleer heel goed herinnert maar radeloos wordt omdat zijn kracht door de ouderdom afneemt. Getuigt het niet van pessimisme, van zwartgalligheid wanneer je bij het aanschouwen van horden toeristen in grote steden klaagt: “zij zullen terugkomen, maar ik niet”?
De aantekeningen van Schoeman worden nog droefgeestiger wanneer hij in de bezochte steden zijn oog laat vallen op interessante gevallen van zelfdoding. Alsof hij zich in de periode 2011-2013 nog beter wil documenteren over hoe je er met stijl zelf een eind aan kan maken.
Zijn bezoek aan Amsterdam grijpt Schoeman aan om uit te weiden over de zelfmoordpoging in 1895 van het meest notoire lid van de Tachtigers, Willem Kloos. Een wilskrachtige vrouw heeft de dichter gered maar zijn verdere leven heeft hij als een wrak van zijn vroegere zelf, als een levend lijk doorgebracht. Nog opvallender is het aantal andere leden van de literaire kring, doorgaans geniale mensen met uitgesproken persoonlijkheden, die hun eigen leven hebben beëindigd, dikwijls op jonge leeftijd.
Tijdens zijn bezoek aan Berlijn realiseert Schoeman zich dat de Val van de Muur en het einde van het apartheidsbewind in Zuid-Afrika de twee grootste wonderwerken zijn geweest die hij in zijn leven heeft meegemaakt. Het achttiende-eeuwse panorama, vol pracht en praal en zelfvertrouwen, langzaam in zich opnemen op een bank in het park van Sanssouci is voor Schoeman de ultieme manier om afscheid te nemen van Berlijn. Bij zoveel verwondering kunnen zijn gedachten aan de dood even rusten.
In Dresden flakkeren die gedachten op. Vroeg in 1940 werden de Joodse inwoners van de stad samengedreven in Jodenhuizen. Onder hen waren ook Viktor Klemperer, Joods filoloog en schrijver, en zijn niet-Joodse vrouw Eva. In zijn dagboeken beschrijft Klemperer de angsten en vernederingen die in de Jodenhuizen de dood binnenbrachten. Dat hij overleefde heeft hij te danken aan zijn “Arische” vrouw, maar zijzelf werd voortdurend gekweld door depressies en gedachten aan zelfdood.
Salzburg, de uitbundige Mozartstad, moet ook een donkere kant hebben. In zijn jeugd had Schoeman erg genoten van Madame Solario, een roman die in 1956 anoniem was uitgekomen en veel deining had veroorzaakt. Dit schiet hem te binnen wanneer hij voor de Alte Residenz staat. Later is gebleken dat de auteur een uiterst respectabele bejaarde Amerikaanse dame is, Gladys Huntington, die in 1959 een einde aan haar leven heeft gemaakt. De in Salzburg geboren dichter Georg Trakl, van wie Schoeman na dertig jaar nog versregels uit het hoofd kent, is in onduidelijke omstandigheden overleden na een overdosis cocaïne. Dit voorval gebeurde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar Schoeman haalt ook de Tweede Wereldoorlog aan. In mei 1945, wanneer Salzburg was bevrijd door de Amerikanen, hebben veertig mensen in de stad zelfmoord gepleegd. Deze gebeurtenis is echter “een tijdlang verborgen onder een laagje chocolade en gewikkeld in zilverfolie”, zo schrijft Schoeman, om ervoor te zorgen dat de Oostenrijkers niet zouden talmen met het verwerken van hun oorlogsverleden.
Schoeman bewaart Wenen voor het laatst. Daar neemt hij formeel afscheid van Europa. Tijdens het afscheidsbezoek dwalen zijn gedachten af naar wat er met mensen gebeurt wanneer zij te moe zijn om nog verder te leven. In de keizerstad met haar meertaligheid en hybride polyfonie, waar minstens vijf culturele tradities samensmelten: Duits, Italiaans, Boheems, Pools en Hongaars, springt de journalist Arthur Koestler hem voor de geest. Koestler had zich destijds positief uitgelaten over de Engelse vertaling van Schoemans Na die geliefde land. In 1983 hebben Koestler en zijn vrouw samen hun leven beëindigd. De portret- en landschapsschilder Richard Gerstl heeft in 1908 een naakt zelfportret geschilderd en kort daarna heeft hij zich met een lang slachtmes in de borst gestoken en zich opgehangen voor de spiegel die hij had gebruikt voor zijn zelfportret. Hij was 25.
De filosoof Otto Weininger – hij was 23 – heeft zich in 1903 doodgeschoten in een kamer van Beethovens sterfhuis in Wenen, die hij speciaal voor dat doel had gehuurd. Het is opvallend hoeveel gekwelde jonge mensen in het fin-de-siècle klimaat van Wenen zelfmoord hebben gepleegd. Drie broers van Ludwig Wittgenstein: Hans, Rudi en Kurt, kinderen van de rijke Joodse familie Wittgenstein pleegden in die donkere periode zelfmoord. Schoeman weet van geen ophouden. In het Wenen ten tijde van de inlijving bij het Derde Rijk worden sommigen voor de keus gesteld: ofwel emigreren ofwel zelfmoord plegen. Tijdens de Kristalnacht hebben 680 Joden in Wenen een einde gemaakt aan hun leven. In zijn aantekeningen heeft Schoeman het eenmaal over een euthanasieprogramma, namelijk een dat in een Weens kindertehuis is uitgevoerd en minstens 789 levens heeft gekost.
Voor Schoeman nadert het einde van zijn allerlaatste reis naar Europa. Hij heeft erg genoten van het weidse panorama, zittend op een bank in het park van Sanssouci in Potsdam. Maar de Oude Joodse Begraafplaats in Wenen maakt op hem een nog grotere indruk, een dat het leven ook een schaduwkant heeft en dat het niet gemakkelijk is om die te trotseren.
Karel Schoeman is bijna 75 wanneer hij afscheid neemt van Europa.
![]()
Cover: Die laaste reis
In Die laaste reis beschrijft Karel Schoeman zijn laatste korte verblijven in Lesotho, het koninkrijkje dat volledig wordt ingesloten door Zuid-Afrika. In de maanden voorafgaand aan zijn dood reist hij er driemaal naartoe. De twee eerste keren in gezelschap van Jemina en Mamohau, de twee zussen die hem al bijna tien jaar verzorgen; de laatste keer gaat alleen Jemina mee. De vader van de zussen is geboren in Lesotho, het vroegere Basoetoland, dat voor veel Zuid-Afrikanen nog altijd onbekend, zelfs onzichtbaar gebied is.
Het eerste bezoek, in maart 2017, leidt naar de hoofdstad Maseru, pal op de grens met Zuid-Afrika, en Semonkong in de bergen. Het tweede, in april, naar het Tsehlanyane National Park in het noorden. Het derde, later in april, naar Morija in het westen, een vroegere Franse zendingspost, de geboorteplaats van de huidige koning en een van de belangrijkste cultuurhistorische sites van het land.
Zoals hij dat ook doet in Afskeid van Europa, wil Schoeman afscheid nemen van zijn “mooi buurland”, waarmee hij in 1959, toen hij op de universiteit in Bloemfontein zat, voor het eerst heeft kennisgemaakt. Die laaste reis is een reisboek, en door de uitgeverij ook van dat label voorzien. Het staat stil bij al die punten die een reiziger interesseren: het landschap, de accommodatie, de restaurants, de joviale mensen, en zodoende is het ook een echte reisgids voor Lesotho. Maar het is veel meer.
Tijdens de bezoeken hoor je voortdurend de echo van Schoemans herinneringen, niet alleen aan Lesotho, maar vergelijkenderwijs ook aan Ierland, Schotland, Ladybrand, Clarens, en aan versregels van Van Wyk Louw: Mooi is die lewe, en die dood is mooi. Schoeman is naar Lesotho teruggekeerd vir ’n soort terugtrekking. Dat merk je heel goed want het informatieve van het reisboek wordt vaak onderbroken door de dramatiek van Schoemans persoonlijke aftakeling. Dan drijven ineens donkere wolken over de hoogvlakte.
Vermoeidheid is alomtegenwoordig. Het gaat van kwaad naar erger. Hij heeft zijn loopwagentje nodig. Met een schoon geweten kan hij zijn moeheid aanvoeren om zich terug te trekken in zijn bed. Het rumoer in Pick n Pay wordt hem gauw te veel. De lokroep van zijn eigen huis en bed achtervolgt hem voortdurend. Hij beschrijft zichzelf as ’n afgetakelde ou man met wasige blik en verwarde wit hare. Hij tekent deze dingen op uit pligsgevoel, as ’t ware onder dwang; want dit is nie meer vir my vanselfsprekend om te skryf nie, nie meer ’n vreugde nie, laat staan nog ’n bevryding, en die woorde kom ook nie meer vanself nie.
Karel Schoeman is 77 wanneer hij een week na zijn laatste bezoek aan Lesotho overlijdt in Bloemfontein.
En de laatste vijf woorden van het boek zijn veelbetekenend: Dit was die laaste reis.
De beslissing van Karel Schoeman om zijn eigen leven te beëindigen en het feit dat zijn bewuste versterving enkele dagen later fataal afliep, hebben oneindig veel vragen opgeroepen, meer nog dan in een socratische dialoog mogelijk is. De verwondering over wat de ene een wanhoopsdaad noemt, de andere een goede dood, neemt nog toe, nu de tijd voldoende ruimte heeft vrijgemaakt om ernstig na te denken over levenseinde-beslissingen.
Wie de krantenkoppen van de eerste dagen na het drama leest, wordt er niet wijs uit: hij is overleden, het was een zelfgekozen dood, een zelfverkozen dood, een zelfmoord. Wie de verklaring leest die Schoeman heeft opgesteld over zijn hoogst persoonlijke besluit om niet verder te leven, ontdekt veel meer nuancering over zijn methode en motieven. Zijn methode – het vrijwillig ophouden met eten en drinken en het leven beëindigen door middel van een proces van mortificatie – is mijns inziens archaïsch, extreem solitair, wreed en strookt niet met de hedendaagse opvattingen over waardig sterven. Zijn motieven verwijzen naar het verlies van kracht bij het ouder worden, fysieke aftakeling, achteruitgang van geestelijke vermogens, de ervaring dat schrijfwerk een last begint te worden, toenemende hulpeloosheid en afhankelijkheid. Schoeman formuleert zijn motieven op een vrij algemene wijze, die voor interpretatie vatbaar is. Nergens in zijn verklaring maakt hij uitdrukkelijk gewag van ondraaglijk fysiek of psychisch lijden of van een medisch uitzichtloze aandoening, wat niet belet dat die aandoening er wel kan zijn en Schoeman zijn persoonlijke levenssfeer wenst te beschermen door niet te spreken over een eventuele ongeneeslijke ziekte. Door het socratische gehalte van zijn verklaring slaagt Schoemans erin om zijn eigen situatie, beschreven door maar enkele feiten, af te leiden naar een maatschappelijke discussie over het levenseinde in Zuid-Afrika. En eigenlijk is dit Schoeman ten voeten uit.
Stond het niet in de sterren geschreven dat het boegbeeld van de naoorlogse Afrikaanse literatuur zichzelf van het leven zou beroven? Twee jaar voor zijn zelfdoding, in 2015, ondernam hij al een poging, maar die is naar zijn eigen zeggen gefnuikt. Zijn laatste reis naar zijn mooi buurland Lesotho is een ode aan de dood. Zijn meesterlijk boek Afskeid van Europa ontroert de lezer tot in het diepste van zijn vezels omdat Schoeman de kunst beoefent van het flaneren, zelfs doorheen de brokstukken van het sterven in Amsterdam, en vooral in Wenen, waar zoveel gekwelde jonge mensen in het fin-de-siècle klimaat op het einde van de 19e eeuw zelfmoord hebben gepleegd. Ik kon het haast niet geloven dat zijn gedachten ook al door deze thema’s doolden toen hij een pak jonger was. Daarom heb ik ook Een ander land gelezen, als proef op de som. Toen hij voor deze roman zijn verbeelding liet spreken, was hij 45 jaar. Versluis, het hoofdpersonage, is moe, doodmoe. Toen hij eenzaam stierf in een ziekenhuis in Bloemfontein, was Karel Schoeman moe, doodmoe. Niemand of niets was daar tegen opgewassen.
- Met dank aan Martie Eloff, Protea Boekhuis, voor het ter beschikking stellen van de foto van Karel Schoeman.
Bronnen:
Karel Schoeman, Die laaste reis. Pretoria, Protea Boekhuis, 2018. Het manuscript is op 1 mei 2017, de dag dat de schrijver is overleden, naar de uitgever gestuurd.
Karel Schoeman, Slot van die dag. Gedagtes. Pretoria, Protea Boekhuis, 2017. In het Engels vertaald door Elsa Silke: At Close of Day. Reflections. Pretoria, Protea Book House, 2018.
Karel Schoeman, Afskeid van Europa. Aantekeninge. Pretoria, Protea Boekhuis, 2017.
Karel Schoeman, Een ander land. Kampen, Aldo Manuzio, 2017, vertaald door Riet de Jong-Goossens. Oorspronkelijk in het Afrikaans verschenen bij Human & Rousseau, Kaapstad, 1984. Eerste Nederlandse editie: Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen, 1992. “Jij gaat ook dood, net als ik, net zo goed” –
waarmee ik de titel van deze bijdrage begin – komt uit deze roman.
- Bernheim, K. Chambaere, J. Cohen, et al., Het Belgische model van integrale levenseindezorg: palliatieve zorg en wettelijke euthanasie als aanvullende, niet-tegenstrijdige ontwikkelingen, in: Tijdschrift voor Geneeskunde, 68 (11), 2012, blz. 539-548, en op blz. 549-559 het vervolg daarop over de nationale en internationale controverses door J. Bernheim, W. Distelmans en A. Mullie.
Susan Sontag, Illness as Metaphor and AIDS and Its Metaphors. New York, Anchor Books, 1989.
Louise Viljoen, “'n brief in ‘n bottel”: ‘n Lesing van Karel Schoeman se die laaste Afrikaanse boek, in: Journal of Literary Studies, 2004, 20 (1-2), blz. 109-131.
Jacques Myburgh, Karel Schoeman neem sy eie lewe – lees in sy eie woorde waarom hy dit gedoen het, in Huisgenoot, 2/5/2017: https://www.google.com/search?client=firefox-b-d&q=huisgenoot+karel+schoeman+neem+sy+eie+lewe
Het artikel bevat een facsimile-weergave van de afscheidsbrief d.d. 27/4/2017 die Karel Schoeman bezorgde aan zijn prokureur Carl van Rensburg.
Johann Rossouw, Tot lof van my meester Karel Schoeman:
https://johannrossouw.co.za/betalende-artikels/nuutste-meningsartikels/148-tot-lof-van-my-meester-karel-schoeman
evenals audiofile 1u55min van Karel Schoeman: Kovsies Nabetragting 11/5/2017:
https://johannrossouw.co.za/betalende-artikels/nuutste-meningsartikels/149-karel-schoeman-kovsies-nabetragting
Ben Williams, The JRB exclusive: Karel Schoeman’s final pilgrimage, detailed in a guesthouse visitor’s book, in: Johannesburg Review of Books, July 3, 2017:
https://johannesburgreviewofbooks.com/2017/07/03/the-jrb-exclusive-karel-schoemans-final-pilgrimage-detailed-in-a-guesthouse-visitors-book/
Lees ook:
Karel Schoeman denkt hardop over het eindige leven
The post "Jij gaat ook dood, net als ik, net zo goed" – enkele beschouwingen bij Karel Schoemans zelfdoding en het aartsmoeilijke debat over een goede dood appeared first on LitNet.