Vonkel heeft te maken met fonkelwijn. In deBuren, het Vlaams-Nederlands Huis in Brussel, werd veel fonkelwijn gedronken in het kader van de tweede Week van de Afrikaanse roman. Donderdagavond schotelde Willem Bongers-Dek een zeer gevarieerd, fel gesmaakt literair programma voor. Het kruim van de Afrikaanse letteren stelde zijn werk voor en debatteerde met Vlaamse collega’s. Het publiek was in de ban van de muzikale optredens van Karin Hougaard en Jannie du Toit.
Ingrid Glorie, die vanuit het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam de week feilloos organiseerde en hoofdredacteur is van het Maandblad Zuid-Afrika, loodst het sterk geïnteresseerde publiek doorheen de Afrikaanse letterkundige geschiedenis van de 20ste eeuw en het deel van de 21ste eeuw dat nu al voorbij is.
Het Afrikaans is één van de elf officiële talen. Het is een unieke en zelfstandige taal die is ontstaan op het continent Afrika. Van de ruim vijftig miljoen Zuid-Afrikanen gebruiken er nu bijna zeven miljoen het Afrikaans als huistaal. Het Afrikaans is na het Zoeloe en het Xhosa, en vóór het Engels, de derde meest gesproken taal in Zuid-Afrika.
Simon Bruinders sprint als een jong veulen op het podium en verheft zijn krachtige stem. Hij is in Zuid-Afrika een geliefd acteur, bekend van vele speelfilms en televisieseries. Hij vertolkt enkele passages uit zijn romandebuut Die Sideboard (de buffetkast), dat juist in het Nederlands is uitgekomen onder de titel Dit is mijn land. Ingrid Glorie vertaalde het boek.
Het vertelt het levensverhaal van een eenvoudig man in een land waar je huidskleur je lot bezegelde. Het geeft een uniek en indrukwekkend beeld van de veerkracht van een hechte gemeenschap, dwars tegen alle onrecht in. Simon Bruinders baseert deze authentieke vertelling op het leven van zijn ouders. Kort na publicatie in Zuid-Afrika werd de roman bewerkt tot musical. Welke passie, welke doorleving springt niet uit de scène die hij bij deBuren brengt? Ik heb er hoendervel van gekregen: de dertigjarige, smoorverliefde meubelmaker Abraham de Bruin slaakt een kreet die door merg en been dringt, wanneer zijn zak theeblaadjes, één voor één geplukt, hem op de heuvel ontglipt en halsoverkop naar beneden rolt, alsof zijn toekomst en zijn lapje grond ervan afhangen.
Agaat van Marlene van Niekerk verscheen in 2004. De Nederlandse vertaling van Riet de Jong- Goossens kwam er al in 2006, en in 2015 was de vertaling aan haar 10de druk toe, tegelijk de feesteditie tgv het honderdjarig jubileum van de uitgeverij Querido.
“Het is nu meer dan tien jaar geleden dat ik het schreef. Het is al lang voorbij en ik kijk ernaar met een veranderende blik zoals ook de Zuid-Afrikaanse situatie verandert,” zo begint van Niekerk, de literaire coryfee bij uitstek van het gezelschap, bij deBuren en ze stelt expliciet dat in Agaat “de cartesiaanse opvatting van land en dingen en de opvatting van cultuur die te maken heeft met de geest” elkaar voortdurend doorkruisen.
Wie zich een weg baant doorheen de turf van 583 pagina’s, leert de sociale geschiedenis van de duisterste periode van Zuid-Afrika op een totaal andere manier kennen. Intuïtiever en daarom ook beklijvender. Maar ik twijfel eraan of dat nu de bedoeling is geweest van de auteur. Het is haar te doen om de oneindige diepte van een relatie tussen twee vrouwen. Maar door die diepte te peilen, plaatst van Niekerk de lezer oog in oog met de geschiedenis van een land in volle transformatie, goed op weg om in 1994 het juk van zich af te werpen.
Van Niekerk bereikt dit effect op de meest spontane manier, wat zonder meer als een tour de force kan worden beschouwd. Milla Redelinghuys (1926-1996) woont op Grootmoedersdrift, haar erfgrond van generaties terug. Ze wil haar boerenbedrijf koste wat het kost verder uitbouwen, “geen tijd voor onzin en vertier”. Agaat Lourier is als onecht kind op de boerderij terechtgekomen en nu vervult zij de dubbele rol van meid en pleegkind. De complexe relatie tussen beide vrouwen wordt tot op het bot uitgespit. Gaandeweg keert de machtsverhouding zich om. Aanvankelijk hield Milla Agaat volledig onder de knoet, maar wanneer Milla ingevolge haar spierziekte afhankelijk wordt van Agaat, begint Agaat de overhand te krijgen. Dit centrale thema krijgt vertakkingen naar alle kanten.
Van Niekerk is een absolute meester in de wijze waarop zij de aftakeling en de signalen van Milla beschrijft, met een haast akelige precisie en timing. In de wijze waarop zij de zorgverlening door Agaat beschrijft, als een zuiver mechanistisch proces waarbij lijstjes moeten worden afgelopen, bijna met de chronometer ernaast. En misschien nog het meest in de wijze waarop ze beschrijft hoe Jak de Wet, de man met wie Milla in 1947 trouwt, op de meest cassante manier wordt afgemaakt, gekleineerd en volledig overbodig geacht zodra hij een kind heeft verwekt.
Het narratieve deel van de hoofdstukken wordt telkens afgewisseld met een vloed van losse woorden zonder leestekens en met fragmenten uit Milla’s dagboeken. De vloed van losse woorden wordt hoe langer hoe onsamenhangender, de geestestoestand van Milla achterna. De toon van de dagboekfragmenten verandert ook, met op het einde van het boek expliciete aandacht voor de innerlijke kracht en de toekomstverwachtingen van Agaat in het nieuwe Zuid-Afrika.
De prachtroman is beklijvend; er zal altijd een aansporing van uitgaan om de problematische verhouding tussen grond, dingen, cultuur en geest kritisch te blijven bekijken.
In Bijna familie geeft Ena Jansen ons een uiterst genuanceerde kijk in het leven van de huisbedienden in Zuid-Afrika, hoofdzakelijk in de steden. Zij heeft daar uitgebreid wetenschappelijk onderzoek over gedaan. In NeerlandiNet van 16 september jl heb ik daarbij stil gestaan.
Vandaag, voorafgaand aan haar optreden bij deBuren, heeft Ena de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel bezocht. Zij stond als aan de grond genageld wanneer zij De keukenmeid, een schilderij van Pieter Aertsen, wellicht geschilderd in zijn geboortestad Amsterdam, zag: “Het is een moralistisch schilderij, maar ook de uitbeelding van die vrouw is enorm krachtig, uitdagend en zelfs verwijtend. De keukenmeid staat daar met opgestroopte mouwen. Ze straalt zelfvertrouwen uit, maar ze staat er ook argwanend op.” Het schilderij stelt maar de keukenmeid voor, maar het bevat ook een allusie op een religieus thema, namelijk de ontvangst van Christus door de behulpzame Martha en door haar zuster, de luisterende Maria.
Francois Smith leest voor uit zijn roman Een schuldig leven over de Boerenoorlog. Susan Nell maakt met de motorfiets een dolle, wraakroepende rit in de omgeving van het psychiatrisch ziekenhuis in Devon met de getraumatiseerde Kolonel Henry Hamilton-Peake in het zijspan.
Johanna Spaey leest voor uit haar roman Vlucht over Wereldoorlog I. Nadat Leuven in brand is gestoken door de Duitsers, vlucht Marieke naar Nederland. Haar gezin, ouders en twee kinderen zijn omgekomen. Zij gaat heel lichamelijk, lijflijk om met verdriet en pijn.
Lien Botha leest voor uit haar roman Wonderboom over de reis van Magriet Vos dwars doorheen een post apocalyptisch Zuid-Afrika. De roman, die fijnzinnige grafische elementen bevat, is een allegorie van de teloorgang van Zuid-Afrika. Overleven is er nog de enige optie. Zelfs die schamele hoop verdwijnt op het einde van de reis, wanneer Magriet volledig beroofd van haar verstand aankomt in Wonderboom, of vergis ik me?
Joost Vandecasteele leest voor uit zijn roman Jungle over de hallucinante reis van een worstelende schrijver over de planeet. In het fragment wordt hij op opdracht gestuurd naar Astana, de stad die nog net niet de hoofdstad is van Kazachstan, maar het in 2017 zal worden wanneer er een wereldexpo over groene energie zal doorgaan. Maar nu valt er niets te beleven. Er zijn alleen gebouwen en een snelweg. Nu is er zelfs nog geen openbaar vervoer, geen fietspaden, geen parken.
Voor mijn bespreking van Een schuldig leven en Wonderboom verwijs ik naar NeerlandiNet van 19 september jl.:
Om Vonkel met veel stijl af te ronden, zingt kleinkunstenaar Jannie du Toit Marieke van Jacques Brel: “Ay Marieke, Marieke, in Flanders’ fields the popies die, the day is gone. Zonder liefde, warme liefde waait de wind, de stomme wind, weent de zee, de grijze zee.” deBuren brengt Noord en Zuid op de meest vanzelfsprekende wijze samen.
Volgende werken passeerden de revue bij deBuren:
Lien Botha, Wonderboom. Kaapstad, Queillerie, 2015
ISBN 9780795800962
in het Afrikaans
Simon Bruinders, Dit is mijn land. Zoetermeer, Mozaïek, 2016
ISBN 9789023996897
vertaald door Ingrid Glorie
Ena Jansen, Bijna familie. Amsterdam, Cossee, 2016
ISBN 9789059366770
vertaald door Riet de Jong-Goossens
Marlene van Niekerk, Agaat. Amsterdam, Querido, 2015 (10e druk)
ISBN 9789021459462
vertaald door Riet de Jong-Goossens
Francois Smith, Een schuldig leven. Verkracht in de Boerenoorlog. Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2015
ISBN 9789025307059
vertaald door Riet de Jong-Goossens
Johanna Spaey, Vlucht. Breda, De Geus, 2007
ISBN 9789044508239
Joost Vandecasteele, Jungle. Amsterdam, Lebowski, 2016.
ISBN 9789048826421
- Teks en foto’s: Herman Meulemans
The post Week van de Afrikaanse roman 2016: Vonkel literaire happening bij deBuren, Brussel, donderdag 22 september 2016 appeared first on LitNet.