"Agaat van Marlene van Niekerk verscheen in 2004. De Nederlandse vertaling van Riet de Jong- Goossens kwam er al in 2006, en in 2015 was de vertaling aan haar 10de druk toe, tegelijk de feesteditie tgv het honderdjarig jubileum van de uitgeverij Querido." Herman Meulemans, Week van de Afrikaanse roman 2016: Vonkel literaire happening bij deBuren, Brussel, donderdag 22 september 2016
Riet de Jong-Goossens, vertaalster van Agaat, deelt haar gedachten over het boek hieronder.
In Gesprekken met Kafka zegt Kafka: "Kunst is altijd een aangelegenheid van de hele persoonlijkheid. Daarom is ze in wezen tragisch." Maar geldt dat ook voor het begrip tragedie? Wat is in feite een tragedie?
Oorspronkelijk is het een kijkspel, een toneelstuk, in verzen, opgevoerd in de amfitheaters van het oude Griekenland; het is een uitbeelding van een gebeurtenis met een noodlottige afloop. In onze tijd wordt vooral de tragedie Antigone van Sophokles als voorbeeld van een tragedie aangehaald. Een stuk dat nog steeds gespeeld wordt, en met groot succes.
Tijdens en na het lezen van Agaat, de roman van de Zuid-Afrikaanse auteur Marlene van Niekerk, kan men er nauwelijks aan ontkomen een link te leggen tussen dit tragische, bijtende verhaal en de antieke tragedie; zelfs de figuur van Antigone doemt hierbij op. Maar is dit wellicht niet slechts een wensgedachte? Is de kracht van de antieke tragedie zo sterk dat dit genre in de moderne literatuur kan worden overgeplaatst? Feit is, dat hoe intensiever je leest, hoe meer de indruk wordt gewekt dat de antieke tragedie een bron van inspiratie was voor Van Niekerk en haar een kader schonk. Men zou zelfs kunnen zeggen dat de auteur rond de klassieke principes een magistrale eigentijdse roman heeft opgebouwd. Of is dit al te gedurfd?
Aristoteles geeft in het boek Over poëzie een uitvoerige en nauwgezette definitie van de "tragedie’"zoals deze in de klassieke oudheid werd gezien. Laat ik enkele aspecten ervan opnoemen: men kende in die tijd twee vormen van "woordkunst": het epos en de tragedie, beide in verzen. Een tragedie is een uitbeelding van gebeurtenissen die vreselijk zijn en medeleven wekken; het is een handeling, een belangrijke en ernstige handeling, die afgerond is en een zekere omvang vertoont; de woorden zijn aangenaam gemaakt, met alle middelen, ritme en harmonie, in de verschillende delen; ze beeldt mensen uit die iets ondernemen en uitvoeren, maar niet als een vertelling; de personen dienen elkaar te kennen, verwanten of vijanden te zijn; en in een ideale tragedie vindt onder andere verandering plaats van voorspoed naar tegenspoed, echter niet te wijten aan kwaadaardig gedrag maar aan een grote dwaling; de mensen zijn niet buitengewoon deugdzaam of rechtvaardig; en het verhaal wekt vrees en medeleven. Dat laatste zal in deze moderne tijd voor iedere kijker/lezer verschillend zijn. Uiteraard zijn deze criteria erg algemeen, maar opmerkelijk is toch dat ze door de eeuwen heen nog steeds van kracht zijn.
In feite beantwoordt Agaat aan bijna al deze criteria. Al is dit werk niet in verzen geschreven, maar in proza. In heel lyrisch proza, welteverstaan.
De structuur
Laten we beginnen met de structuur van het verhaal. Ook in deze roman is er sprake van een afgeronde handeling. Er zijn eveneens vier structurele elementen. Het verhaal begint, zoals in de tragedie, met een proloog: het eerste element. In dit geval is het een impressie van Jakkie, de zoon, in het vliegtuig op weg naar zijn stervende moeder. Het slot van het boek, het derde element, wordt gevormd door wat Aristoteles “de aftocht” noemt, en weer is het Jakkie die het woord voert, of liever gezegd, die het leven en de dood overpeinst. Tussenin vinden we het tweede element, waarin zich de gebeurtenissen ontwikkelen. In dit gedeelte krijgt het vertellende personage gestalte in Milla, die haar eigen laatste ziekte en haar dood beschrijft, zij is de alwetende verteller; daarnaast zijn er de personages die het verhaal bevolken en zowel antagonist en slachtoffer zijn; dan zijn er de dagboekverslagen waarin het verleden van Agaat en Milla met bijtend sarcasme door Agaat wordt voorgelezen. Het vierde element in de klassieke tragedie is het koor, in de roman in de vorm van het cursieve gedeelte met de elegieën/lamentaties van Milla, die we haar weeklacht kunnen noemen.
De koorgedeelten hebben een originele en moderne vorm gekregen, namelijk het type monologue intérieur, of anders gezegd stream of consciousness. Ze bevatten gevoelsuitingen van Milla, zijn opgeschreven zonder leestekens en met slechts enkele hoofdletters. Voor de lezer zijn ze aanvankelijk tamelijk moeilijk te lezen, maar eenmaal in het ritme zijn ze van een hartverscheurende schoonheid. Dat komt niet alleen doordat het gevoelsuitingen van een stervende vrouw zijn, maar ze danken hun schoonheid ook aan de lyrische technieken die de auteur toepast. Ze komen in elk hoofdstuk voor.
Ten slotte constateren we dat ook in Agaat zoals in Antigone een grote omslag plaatsvindt. Is het in Antigone Creon die met bloedstollende verwijten Antigone de dood heeft ingedreven, en onverzoenlijk lijkt, in de vijfde akte doemt de ziener Theresias op die een vreselijke voorspelling uitspreekt,het koor voegt er nog wat wijsheid aan toe, waarna Creon tot inkeer komt en met zijn mannen naar het graf van Antigone snelt om haar te bevrijden (helaas te laat) en om haar broer een rechtmatige en zinvolle begrafenis te geven.
In Agaat ligt de vraag "wie is aan wat schuldig" verspreider, maar het keerpunt komt toch op het moment dat Milla ongeneeslijk ziek wordt. Dat gebeurt echter al in het eerste hoofdstuk, maar Milla sterft pas in het laatste. In twintig hoofdstukken trekt haar leven aan haar voorbij. Als de ziekte ALS, Amytrofische Laterale Sclerose, toeslaat moet ze door Agaat verzorgd worden en wordt ze dus geheel afhankelijk van haar. Milla heeft Agaat met harde hand opgevoed en gevormd tot wat ze is: een ontwikkelde vrouw, bekend met alle werkzaamheden op de boerderij, kunstzinnig, wat ze uit door onder andere schitterend borduurwerk. Je vraagt je als lezer af waarom Milla zoveel moeite heeft gedaan, zoveel ruzies met Jak en zoveel dedain van haar dorpsgenoten heeft verdragen, om het leven van dit kind zo fundamenteel te veranderen. Onder de vertelde tekst speelt echter heel subtiel door dat Milla een diepe liefde koestert voor Agaat. Haar laatste gedachten zijn dan ook aan haar gewijd. Maar dat wil niet zeggen dat Agaat geen wrok kent jegens haar opvoedster.
De aandachtige lezer zal het opvallen dat het hele gebeuren in de roman, dus het verhaal zelf, in zijn geheel is gespiegeld. Alles wat Milla Agaat heeft aangedaan, wordt door Agaat herhaald en doet ze Milla aan. En zowel Agaat in haar toenmalige omstandigheden als Milla in haar huidige ellende zijn volstrekt weerloos. Alle bewondering voor de auteur die het verhaal zo prachtig en superliterair heeft gecomponeerd.
We kunnen dus vaststellen dat qua structuur Agaat beantwoordt aan de eisen van de klassieke tragedie. Maar dat is natuurlijk slechts de buitenkant, al geeft het de auteur wel houvast bij zo’n omvangrijk werk als Agaat.
Conflict
We gaan nu even terug naar de klassieke tijd. In Antigone speelt het conflict zich af tussen de twee belangrijkste personages Antigone en Creon. Antigone is de dochter van Oedipus, die de zwager was van Creon. Zij was verloofd met Haemon, de zoon van Creon. Het conflict was ontstaan doordat Antigones broer opstandig was geweest en door de hand van zijn gezagsgetrouwe broer was gesneuveld. Creon verbood Antigone hem te begraven. Verraders werden niet begraven. Voor Antigone woog de verplichting jegens haar broer zwaarder dan de gehoorzaamheid aan de staat, in casu Creon. Zelfs zo zwaar dat ze ervoor wilde sterven.
Het opvallende is dat wanneer de handeling begint Antigone haar keuze al heeft gemaakt, er blijkt geen spoor van twijfel. Haar zus Ismène probeert haar over te rhalen Creon te gehoorzamen, maar ze wordt min of meer uitgescholden door Antigone en voor trouweloze zuster uitgemaakt.
Zoals in de klassieke tragedie als in Agaat ontwikkelt het verhaal zich rond een conflict. Aanvankelijk is er in Milla’s leven sprake van voorspoed: ze is intelligent, ze krijgt een goede opleiding aan de Universiteit Stellenbosch waar ze zich vooral bekwaamt in de letteren, maar thuis leert ze alles over het boerenbedrijf. Hoewel de relatie met haar moeder niet best is, in de ogen van haar moeder doet ze het nooit goed, koesteren vader en dochter een grote liefde voor elkaar. Haar vader leert haar van klassieke muziek houden en van de natuur. Hij brengt haar respect bij voor de grond, de aarde. Dan komt MooiJak in haar leven. Zoon van een huisarts, zelf jurist met zachte handen, niet gewend aan lichamelijk werk, verlangend naar luxe, dure auto’s. En de toekomst ziet er goed uit, hij is bereid samen met haar een succes te maken van Grootmoedersdrift, de boerderij die ze van haar grootmoeder erft.
(Grootmoedersdrift ligt aan de rivier, en "drift" betekent "oversteekplaats", "voorde" in het Nederlands.)
Milla en Jak willen graag kinderen, maar hun huwelijk blijft dertien jaar kinderloos. Na een paar jaar echter ontdekt Milla een klein kleurlingenmeisje in de huisjes op Grootmoedersdrift waar het personeel woont. Het meisje is ernstig verwaarloosd en ze vermoedt dat het kind ook wordt misbruikt door de arbeiders die er wonen. Ze sluit een deal met de moeder en het oudere zusje en neemt het kind met geweld mee naar haar eigen huis. Ze aarzelt geen moment bij het uitvoeren van haar plannen en negeert daarmee de wetten van het land en indirect ook van de gezagsgetrouwe kerk. Thuis begint een tamelijk hardvochtig verzorgings- en opvoedingsproces dat echter zijn vruchten afwerpt. Het kind, genaamd Asgat, wordt door Milla Agaat genoemd, wat "goed" betekent. Agaat blijkt een zeer intelligent en ook kunstzinnig kind te zijn, dat echter af en toe fel in opstand komt tegen haar opvoedster en dan rampen veroorzaakt.
Hoewel het conflict zich in deze roman aanvankelijk afspeelt tussen Milla en Jak ontwikkelt het verhaal zich naar een controverse tussen Milla en Agaat. In Milla’s ogen blijkt Jak slechts een passant te zijn, die in wezen geen deel kan uitmaken van haar leven. Zelfs als Milla toch zwanger wordt en onder zeer ongewone omstandigheden een kind baart met Agaat als "vroedvrouw" terwijl ze op weg is naar het ziekenhuis, blijkt Jak met zijn vrienden een sportief dagje door te brengen, zodat hij pas geconfronteerd wordt met zijn nakomeling als hij ’s avonds doodmoe en besmeurd weer thuiskomt. Deze geboorte heeft er echter voor gezorgd dat er zich een sterke band ontwikkelt tussen Agaat en de kleine Jakkie. Milla en Agaat zijn elkaars concurrenten in hun strijd om Jakkies liefde. Ziedaar, alweer een conflict tussen Milla en Agaat.
De schuldvraag
Er is echter nog een heel belangrijk criterium dat een tragedie onderscheidt van het ook in onze tijd veel voorkomende drama. En dat is het criterium van de schuld. Volgens Aristoteles moet de protagonist gedeeltelijk schuld dragen aan de gebeurtenissen. Wanneer deze volledig schuldig is, is het geen tragedie; wanneer er helemaal geen sprake is van schuld, is het stuk niet interessant. En wanneer we aan schuld denken, stuiten we op de keuzevrijheid van de mens.
De klassieke mens was vrij in zijn doen en laten, maar bij belangrijke kwesties had hij slechts te kiezen tussen twee instanties: de staat en de goden. De staat was de autoriteit, de goden stonden voor de morele verplichtingen ten aanzien van familie, onder andere in de vorm van riten, gebeden, offers.
Tijdens de verlichting werd de vrijheid van keuze, de geestelijke vrijheid dus, veel groter. Het individu werd belangrijk, de mens kreeg een eigen verantwoordelijkheid, het beslissen over zijn lot en zijn leven werd hem als het ware opgedrongen. Deze vrijheid vond zijn hoogtepunt in het existentialisme met Sartre als belangrijkste vertegenwoordiger. Hij heeft ooit gezegd dat de keuzevrijheid zoveel was als het noodlot van de mens!
Ook in Agaat hebben de personages de keuzevrijheid, maar ze leven onder het regime van de apartheid dat hen allerlei beperkingen oplegt. Zo is Milla schuldig voor de wet als ze met het kleine meisje Agaat naar een dokter in een ziekenhuis voor blanken gaat. En ze laat het kind op een zeker moment dopen, omdat ze zich bezwaard voelt een kind waar ze de verantwoordelijkheid voor draagt als een heiden te laten leven. De blanke dominee doopt haar, tijdens een besloten dienst, omdat zowel de dominee als Milla in feite voor de wet schuldig zijn. Ook de kerk, die schatplichtig is aan de regering, draagt hier schuld. Als een vorm van vrijpleiting kan men aanvoeren, dat een handeling als laten dopen door God nooit als schuldig kan worden beschouwd. Milla’s bedoeling is gerechtvaardigd, dus is ze hier slechts gedeeltelijk schuldig, zoals Aristoteles aanvoert in zijn theorie over de tragedie.
Het tragische
Wanneer het verhaal begint is Jak een gruwelijke maar snelle dood gestorven, werkt Jakkie in Canada als muzieketnoloog, en is Milla zeventig jaar oud en lijdend aan de verlammende en uiteindelijk dodelijke ziekte ALS. Er wachten haar nog slechts een dag of twintig. Agaat, intelligent, handig, kundig, cynisch, wraakzuchtig, verpleegt haar en duldt geen verdere inmenging.
Milla’s situatie is uitzichtloos. Zoals in Plato’s grot zit ze vastgeketend, niet aan de rotsmuur, maar in haar eigen lichaam. Ze is volkomen verlamd, kan geen vinger, geen teen en zelfs haar hoofd niet bewegen. In de periode die in de roman wordt verteld is ze er erger aan toe dan de mensen in de grot: ze kan namelijk ook niet spreken. Het enige waarmee ze kan communiceren is haar ogen, haar blik, het knipperen van haar oogleden. In tegenstelling tot de grotmensen heeft ze wel een duidelijk idee van de werkelijkheid, maar ze kan slechts een heel klein gedeelte van die werkelijkheid waarnemen, slechts dat gebied dat door haar blik bestreken kan worden.
Het is verbazingwekkend hoe de auteur heeft bereikt dat Milla desondanks degene is die het verhaal vertelt, zonder dat het geheel een onnatuurlijke indruk maakt. Hoe ze Agaat geluidloos duidelijk kan maken wat ze bedoelt. En Agaat, die meer begrijpt dan ze wil toegeven, heeft af en toe een aanval van empathie, en op een keer, als was het argeloos, draait ze, voor ze de kamer verlaat, de zijspiegel van de commode met de drie spiegels zo dat Milla een blik gegund wordt op haar prachtige tuin die in volle bloei staat. Ze weet maar al te goed wat een genot die bloemen bieden aan Milla, een liefhebber van de natuur en fervente tuinier.
De moderne tragedie
Kierkegaard gaat in Of/Of uit van de definities van Aristoteles, maar concentreert zich op Antigone. Hij probeert aan te tonen hoe dat wat typerend is voor het antieke tragische zich laat opnemen in het moderne tragische, en wel op zo’n manier dat het ware tragische hierin zichtbaar wordt. Volgens Kierkegaard is in de antieke tragedie het treuren dieper en de smart geringer; in de moderne tragedie is de smart groter en het treuren geringer. En smart wijst op reflectie over het lijden, het treuren niet.
Maar hangen deze kwalificaties niet ook af van de lezer/kijker, dus van de interpretatie van het kunstzinnige product? Bij het lezen van Agaat kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat in deze roman sprake is van, mag ik het zo noemen?, ”getemde smart”. En is dat wellicht een vorm van treuren? Maar waarvan is die getemde smart afhankelijk? De indruk dat Milla een diepe alles opofferende liefde koesterde voor het aanvankelijk verwaarloosde meisje, die echter niet wordt beantwoord, wordt bevestigd door de laatste woorden van een van de mooiste sterfscènes in de moderne literatuur. Ze neemt afscheid van het leven met de veelzeggende woorden
in my overberg
liefhebbend
in my hand die hand van klein agaat
Agaat regelt de begrafenis op het familiekerkhof van Grootmoedersdrift en kleedt Milla als verlaat bewijs van misschien toch haar liefde, achting of dankbaarheid in “het vierde kleed van de vrouw” een prachtig doodskleed, een lijkwade, waarop zij alles waar Milla van hield op kunstzinnige wijze heeft geborduurd.
Zo krijgt de moderne tragedie een ongewoon en eigentijds einde.
- Riet de Jong-Goossens, Nijmegen, oktober 2016
Biografie
Brunt, J., Brunt, N. 1981. Gesprekken met Kafka Harlekijn.
Sofokles 2008 Oidipous Antigone (heruitgave) Amsterdam: Uitgeverij Athenaeum, Polak & Van Gennep.
Aristoteles 2000 Over poëzie (heruitgave) Leende: Uitgeverij Damon.Kierkegaard, S. 2007 OF/OF Amsterdam: Boom Filosofie. Verhoeven, C. 1983 Mensen in een grot Baarn: Amboboeken.
The post Milla’s weeklacht appeared first on LitNet.