De jury voor de Paul Snoekprijs 2016 zag zich geplaatst voor een omvangrijke taak: meer dan 300 bundels, gepubliceerd in de jaren 2013, 2014 en 2015 – het bereik van deze driejaarlijkse poëzieprijs – werden overschouwd. Het eerste prospectie- en selectiewerk leverde uiteindelijk een nominatielijst op van zes bundels waaruit de laureaat kon worden geselecteerd. De jury houdt zich er aan de kwaliteiten van de genomineerden in dit rapport te prijzen en de lof van de laureaat te zingen.
Van hee, Miriam, Ook daar valt het licht, De Bezige Bij, Amsterdam, 2013
In Ook daar valt het licht doet Miriam Van hee waar ze zo goed in is: de wereld waarnemen. Samen met haar lopen we rond in een onspectaculaire werkelijkheid. We horen haar vertellen hoe alles – dingen en mensen - zowel buitengewoon banaal als betoverend is. Haar sobere stijl is veeleer eenvoudig en dat maakt haar gedichten toegankelijk. Toch zindert er altijd iets: een weemoed, een wanhoop? Zij is niet naïef of oppervlakkig, maar zoekt gestaag naar het mooie en de troost. De jury noemt het een typische Van hee-bundel met een rustige en spreektalige toon, subtiele en lucide beeldentaal, woordkarige en precieze formulering. Met zijn filosofische inslag is Van hees bundel een compagnon de route voor de verdwaalde mens.
Stitou, Mustafa, Tempel, De Bezige Bij, Amsterdam 2013
Mustafa Stitou verheft in Tempel het banale tot het verhevene en bevraagt het verhevene tot het banaal wordt. Koeien krijgen een eigen suite, het Huis van God in Mekka wordt een lege kubus. Wat zijn onze waarden? Wat zijn onze fundamenten? Is de waan van de dag morgen onze nieuwe geschiedenis? Met vaak wrange ironie en in een rechttoe rechtaan stijl bevraagt Stitou de religieuze en historische evidenties die onze identiteit al eeuwenlang mee vormgeven.
Tempel bevat ironische, bijwijlen grappige maar ook innemende en ontroerende gedichten over de gewone maar niet onschuldige dingen des levens. De jury waardeert de gedichten als talige kijkkastjes op het leven van elke dag; tongue in cheek maar nooit vrijblijvend.
Knibbe, Hester, Archaïsch de dieren, De Arbeiderspers, Utrecht, 2014
Kan de schepping nog heruitgevonden worden? Archaïsch de dieren bewijst dat het kan. Hester Knibbe mengt in een consistente beweging oud testamentaire klei met persoonlijke bespiegelingen. Open en bloot dicht ze over het offeren van een kind en het levenslange worstelen met einde en begin. Ze doet dat op een onverschrokken toon, met een bijzonder rijke taal en in een pittig ritme. Knibbe lijkt je met elke zin in de arm te knijpen: dit is emotie die intelligent wordt.
Klassieke thema’s als schuld en boete, moederschap, angst en verlies, de menselijke natuur, e.d. worden door Hester Knibbe met een verbluffend taalregister nieuw leven ingeblazen. Of ze nu persoonlijke ervaringen in beeld brengt of focust op de algemene condition humaine en antieke tragiek en oude mythes vertaalt naar de moderne mens, deze bundel getuigt van een grote betrokkenheid, psychologisch inzicht en mededogen voor wat het betekent mens te zijn, kwetsbaar, onvolledig en volhardend. De jury noemt deze bundel een hoogtepunt in haar oeuvre.
Tentije, Hans, Gissingen, gebeurtenissen, De Harmonie, Amsterdam, 2013
Tentije schreef met Gissingen, gebeurtenissen een bundel die alle zintuigen aanspreekt. In een epische vormtaal maar met de meest lyrische effecten laat Tentije het licht vallen op kleine geschiedenissen, op kleine levens en glooiende landschappen, op personages in een deurgat, op een wereld die onherroepelijk voorbij is. De doorrookte poëzie in Gissingen, gebeurtenissen zoekt het leven in de marge op. In een hotel waar de hoer hem alle kanten van de werkelijkheid laat zien, vanuit een trein die langs het landschap scheert, naast de rivier die alle gebeurtenissen met zich mee slingert richting grootste gemene deler. Met zijn zintuiglijke poëzie laat Tentije ons het rauwe bestaan van binnenuit beleven: niet als toeschouwer op de eerste rij of als zachtmoedige bezoeker maar als bevoorrecht verliezer van het grote lot. Deze bundel, zoals het merendeel van Tentijes oeuvre, is niet zozeer het resultaat van denkwerk maar van een doorgedreven oefening in het kijken.
Gissingen, gebeurtenissen is als een vrijplaats, een lege plek voor herinneringen, een weemoedige ode aan de vergankelijkheid, maar dan wel een melancholie die tintelt van de vitaliteit en een bijna anarchistisch verzet.
Verhelst, Peter, Zing Zing, Prometheus, 2015
Zing zing is een van de meest muzikale bundels die de voorbije drie jaar is verschenen. In zes cycli en een slot bezingt Verhelst de aria van twee geliefden die er niet in slagen om tot een gezamenlijk lied te komen. Met beelden en de lichamelijke en sensuele poëzie, die ook in zijn vorige bundel Wij totale vlam aan bod kwamen, creëert Verhelst een schitterend en intuïtief universum van klei, ijs, adem, twijfel, dreiging en apotheose. De jury prijst deze doorgecomponeerde bundel met teksten en afdelingen die in elkaar echoën en een sensueel gecomponeerd, ineengevlochten tekstenweefsel tot stand brengen.
En uiteindelijk is er dan de laureaat van de driejaarlijkse Paul Snoekprijs:
Alfred Schaffer, Mens Dier Ding, De Bezige Bij, 2014
De negende dichtbundel van de Nederlandse schrijver Alfred Schaffer kan volgens de jury zonder meer een tour de force worden genoemd. Niet alleen in het oeuvre van Schaffer maar ook in de Nederlandstalige poëzieproductie van de afgelopen jaren, die hoe dan ook hoge toppen scheert, kan worden gesproken van een opmerkelijk dichtwerk. Voortbouwend op het levensverhaal van de negentiende-eeuwse Zoeloe-koning Shaka Zoeloe (1787-1828), “groot staatsman en tiran in het Zuid-Afrika van de negentiende eeuw”, heeft Schaffer een indringend portret geschetst van de man, zowel vanuit het perspectief van de egocentrische, waanzinnige en egocentrische ik-figuur, die tegelijk een mens van vlees en bloed is, als vanuit het blikveld van de buitenstaander. De bundel presenteert geen documentair narratief waarvoor is geput uit historische bronnen en een meesterlijke roman (Chaka van Thomas Mofolo, 1931). Schaffer deconstrueert het biografische geschiedverhaal en laat Shaka Zoeloe zelf aan het woord. Zoals vermeld op de eerste pagina: “[h]et [gaat] me om het plezier van het script, de waanzinnige belichting, de schoonheid van je hallucinaties”, de “mythologische interpretatie van de geschiedenis”, het “psychologisch inzicht”. Wat de sprekende instantie waardeert in Mofolo’s roman is ook van toepassing op Mens Dier Ding en in het bijzonder Schaffers benadering van de figuur. In aftellende “(dag)dromen” krijgt de lezer mondjesmaat de contouren te zien van een bloeddorstig krijgsheer maar dus ook een gevoelig mens met alle verwachtingen, verlangens en andere sentimenten die eigen zijn aan het mens-zijn. Hem/haar wordt een inkijk verleend in de werkelijkheidsvisie en de belevingswereld van de sprekende protagonist. Tegelijk wordt van op afstand, door de moeder, een beeld geschetst van het hoofdpersonage. De spanning tussen die perspectieven biedt ruimte voor interpretatie. Het gaat over werkelijkheidsvisies en karakterstudies die detoneren. De waarheidpretenties worden voortdurend op de helling geplaatst door een divergerende, steeds weer wisselende zienswijze.
De fragmentarisch opgebouwde, caleidoscopische bundel vertoont een onmiskenbare drive die de lezer vanaf de eerste pagina meeneemt. De bundel biedt de lezer een bevreemdend en ook wel verontrustend en confronterend leesavontuur waarbij hij/zij toch ook zichzelf tegenkomt. Geleidelijk, volgens een strakke chronologische opbouw, wordt het silhouet van de centrale persona duidelijker. De mens blijkt een dierlijk instinct te hebben; hij wordt soms als onpersoonlijk ding gepercipieerd (een gevoelloos dictator) maar blijft zijn (klein)menselijke kantjes hebben; hij blijft dus ook een mens achter het gedepersonaliseerde harnas dat anderen rond Shaka hebben gelegd.
Schaffer hanteert een heldere taal die parlandistisch is. Het tekstweefsel laat een vermenging zien van verschillende taal- en stijlregisters, high en low style. Ironie en humor kenschetsen de directe rede van Shaka Zoeloe. Het is schrijnend op te merken hoe de mens een dier en een ding wordt (p.75), of als dusdanig wordt gezien. Tegelijk heeft de figuur een allegorische dimensie: de bundel houdt de lezer een spiegel voor zonder in de val van de moraal te trappen. Op een manier gaat het over de mens, over ons. Door zich te verplaatsen in de denkwereld van Shaka leert de lezer veel over wie hij/zij is, hoe de dingen ons bepalen. De lectuur van de bundel stemt ongemakkelijk. De lezer voelt zich oncomfortabel naarmate de bundel vordert en het silhouet zich moorddadiger en kwaadaardiger aftekent. Maar we blijven als lezer ook betrokken bij de innerlijke wereld van Shaka en zien door zijn oogpunt hoe hij de dingen om zich heen ervaart. Precies die onrust of dat onbehagen maken van Mens Dier Ding een weergaloze dichtbundel. Oncomfortabel, verontrustend. Zoals Anne Carsons Autobiografie van rood – een bundel die Alfred Schaffer koestert en waarvan we sporen vinden in het concept van Mens Dier Ding. De lectuur of eerste kennismaking met Mens Dier Ding is paradoxaal uitnodigend om meteen na afloop te hernemen. Schaffer speelt met poëzieconventies, laveert tussen proza en poëzie. Hij stelt de genreconventies ter discussie. Het spanningsveld dat hij op die manier oproept, zowel formeel als inhoudelijk, draagt ertoe bij dat de jury oordeelt dat Mens Dier Ding zonder meer een van de meest opgemerkte dichtbundels kan worden genoemd van de afgelopen jaren.
Sint-Niklaas, 24 april 2016
Vorige laureaten van de Paul Snoekprijs
1991: Peter Verhelst met de bundel Obsidiaan
1996: Stefan Hertmans met de bundel Muziek voor de overtocht
2001: Anneke Brassinga met de bundel Huisraad
2004: Nachoem Wijnberg met de bundel Vogels
2007: Joost Zwagerman met de bundel Roeshoofd hemelt
2010: Peter Holvoet-Hanssen met de bundel Navagio
2013: Tonnus Oosterhoff met de bundel Leegte lacht
Meer over Paul Snoek: http://www.nederlandsepoezie.org/dichters/s/snoek.html
The post Juryrapport: Paul Snoekprijs 2016 appeared first on LitNet.