Collective Amnesia
Koleka Putuma
Uitgewer: uHlanga
ISBN: 9780620735087
Karen Blixen keerde in 1932 terug naar Denemarken nadat haar leven in Kenia op de klippen was gelopen. Ze was bijna 50. In Rungsted, waar de winters behoorlijk koud zijn, begon zij haar memoires te schrijven. Het resultaat is eenieder bekend. Er zat niets anders op. Karen Blixen moest overleven in het kille noorden. Zij deed dat door de passie en vitaliteit die zij in het Afrikaanse continent aan den lijve had ervaren, een nieuw leven te geven.
Zoals de schrijfster van Out of Africa, wil Koleka Putuma ook met haar leven in het reine komen, maar ze is wel bijzonder jong, amper 24, geboren in Port Elizabeth. Zij wil overleven in het nieuwe Zuid-Afrika, waar de born-frees radicaal timmeren aan hun toekomst. In haar verbluffende poëzie is Koleka Putuma bijzonder radicaal. Voor haar is haar zwart-zijn een absoluut voordeel, een raison d’être. Uit haar Collective Amnesia, dit jaar uitgegeven door uHlanga, met een bevreemdende coverfoto van Andiswa Mkose – zwarte vrouw die een Venetiaans pestmasker draagt en een blank kind in haar armen sluit, spreken haar radicaliteit, haar ontembare passie en haar innige omhelzing van het zwarte erfgoed en van de samenlevingsverbanden van zwarte mensen. De dichtbundel leidt je binnen in het inland van zwart Zuid-Afrika. Dat is een wonderbaarlijke ontdekkingsreis die me veel heeft doen aanvoelen.
De titel alleen al: collectief geheugenverlies, voorspelt niets goeds. Maar het tegenovergestelde is waar. De bundel bestaat uit drie delen: het overerfde geheugen, het verbrande geheugen en het postgeheugen. De waarden die op de een of andere manier bij ons zijn terechtgekomen, de waarden die het ons moeilijk maken en de waarden waar we nu op aan kunnen worden ontrafeld in respectievelijk 15, 16 en 20 gedichten. Stuk voor stuk buigen deze gedichten het collectief geheugenverlies, dat in onze samenleving welig tiert, om naar een verantwoord, collectief bewustzijn. Putuma levert deze vertaalslag van geheugenverlies naar bewustzijn met de fijnste trekken van een penseel, met de fijnste kleuren van een palet. De vorming van zulk bewustzijn is de enige manier om in Zuid-Afrika het process of blackening even aanvaard te krijgen als het process of whitening, om niet alleen maar gewoonweg tolerant te zijn, maar om culturele diversiteit tot in het meest praktische van het dagelijkse leven te realiseren.
Putuma hanteert een magisch recept om dat collectief bewustzijn luid te doen spreken en zij doet daarvoor een beroep op bijzondere stijlkenmerken, zoals de absurde letterverwisseling (womxnhood), de niet-lineaire, soms dansende woordschikking en het blanke blad met alleen maar een suggestieve voetnoot. Al deze elementen zijn erop gericht om de lezer even te doen stilstaan bij evidenties die dat niet zijn.
In het eerste deel, het overerfde geheugen, gaat het over hoe zwarte kinderen opgroeien. Het is alsof de samenleving meer interesse heeft voor de pijn van deze kinderen dan voor hun geluksmomenten. Eén van de mooiste gedichten is Hand-me-downs (blz. 14-19), over afgedragen spullen van jongere kinderen. “De spanning tussen nieuw en tweedehands is zoals wonen in een huis zonder dak en hopen dat het niet regent.” Uit verscheidene gedichten blijkt ook hoe diep de zwarte cultuur is doordrongen van Bijbelse, oudtestamentische elementen, religieuze oordelen over goed en kwaad, die de secularisering nog even op een afstand houden.
Het tweede deel, het verbrande geheugen, zoomt vooral in op plaatsen waarmee mensen in aanraking komen. Welke deze plaatsen zijn en welk hun impact is, hangt sterk af van leefstijl en sociaaleconomische status. Maar Putuma laat ons zien hoezeer het kerkhof, de kerk, de publieke ruimte, de keuken, de badkamer zwarte mensen in hun greep houden. Voor haar is thuis zijn volledig zijn. Het ergste is het apart vallen, de navelstreng doorknippen, zelfmoord plegen want “niet iedereen kan het opbrengen om te ademen en in leven te blijven”. Het woordgebruik is beklemmend en rauw: tumor, trauma, mortuarium, enz.
In het derde deel, het postgeheugen, geeft Putuma ons een inkijk in wat zwarte mensen koesteren om bestand te zijn tegen de uitdagingen van de toekomst. Dit laatste kan alleen lukken, als de ketens van het kolonialisme radicaal worden afgeworpen, als de canons van het koloniaal verleden worden ontmaskerd. Over het algemeen kreunen de gedichten nog steeds onder huiveringwekkende woorden, zoals doodskist, grafsteen, nachtmerrie, bloedbad, verkrachting, vruchtafdrijving, waanzin. De sfeer blijft altijd wel somber, maar wanneer zwarte solidariteit, feminisme, en in het allerlaatste gedicht: rechtvaardigheid, naar voren komen, priemen er zonnestralen door de donkere wolken en slaat de stemming over naar verbondenheid in een samenleving waar de zwarte bevolking volledig thuis is, home and whole. Het mooiste gedicht is voor mij zeker Water (blz. 96–100).
Wie Collective Amnesia tot zich laat doordringen, voelt dat Koleka Putema enorm houdt van verhalen die de rijkdom van het leven van zwarte mensen overdragen in hun moedertaal. Als dat gebeurt, verandert plotseling haar radicaliteit in geduld, haar heftigheid in tederheid om Zuid-Afrika een schitterende toekomst te geven. Collective Amnesia laat ons de stem horen van de born-frees. De poëzie van Koleka Putuma is flamboyant en uiterst direct. De jonge dichteres komt geweldig stoer over, maar ik denk dat zij een klein hartje heeft.
- Gedicht Water door Koleka Putuma (uit: Collective Amnesia, Postmemory-deel), 7:09:
The post Collective Amnesia deur Koleka Putuma: Nederlandse recensie appeared first on LitNet.